Er moet een beter beeld ontstaan over wat wenselijk is en wat niet.
Hans Boutellier is één van de keynote speakers tijdens de openingsdag van de Financial Crime Week. Hij laat zien hoe we in onze zoektocht naar effectieve samenwerking kunnen leren van een voetbaleftal en geïmproviseerde muziek én waarschuwt voor de gevaren van morele ambiguïteit bij het aanpakken van grootschalige criminaliteit: “Zolang er onduidelijkheid bestaat is het morele kompas op ieder niveau weg.”

“Elke conferentie sluit met het onderwerp samenwerken, maar daar zou elke conferentie mee moeten beginnen.” Hans Boutellier, voormalig directeur van het Verwey-Jonker Instituut en bijzonder hoogleraar Polarisatie en Veerkracht aan de VU, heeft direct een concrete boodschap aan de deelnemers van de plenaire debatten tijdens de Financial Crime Week: “Samenwerken is ontzettend lastig, want om goed te kunnen samenwerken moeten we twee grote barrières overwinnen. Ten eerste is er het menselijk tekort: goed naar elkaar luisteren, elkaar echt willen begrijpen en elkaar iets gunnen valt ons als mensen niet zo makkelijk. De tweede barrière is de institutionele logica, of het organisatiebelang. Mensen identificeren zich zo sterk met hun eigen organisatie dat het moeilijk is om over dat belang heen te kijken. Als je je daarvan bewust ben, dan kun je anders gaan kijken hoe je samenwerking kunt organiseren.
Voetbalelftal
Kijk als voorbeeld naar een goed draaiend voetbalelftal. Je ziet dat daar goed samengewerkt kan worden vanuit een hoger doel: winnen. Maar je ziet ook hoe dat doel nagestreefd wordt en hoe het proces wordt georganiseerd: spelers stellen zich op in linies en op verschillende posities. De mensen op het veld nemen verschillende rollen in en worden begeleid vanaf de bank. Een ander voorbeeld is geïmproviseerde muziek; die vorm van samenwerking past bij onze netwerksamenleving. Dat is namelijk een combinatie van structuur op basis van een aantal basisafspraken tegenover de vrijheid van de spelers en de wijze waarop die spelers zich tot elkaar verhouden.
Als je een goed samenwerkingsverband wilt creëren moet je een gezamenlijk gevoel van urgentie hebben, maar moet er ook consensus zijn over de richting die je op gaat. Degene die het voortouw neemt moet zich een beetje flexibel opstellen, zoals de leider bij een gezelschap dat geïmproviseerde muziek maakt. Maar er moet ook overeenstemming zijn dat diegene het voortouw neemt en betekenis kan geven aan de manier waarop het concert verloopt. En het is belangrijk dat de pianist niet op een trompet wil toeteren en dat iedereen heel goed weet wat zijn of haar eigen competenties zijn.
Als we nu kijken naar samenwerking op het terrein van criminaliteit en veiligheid en de metafoor van het voetbalelftal nemen, dan zit de overheid voor een belangrijk deel op de bank. Ze stelt het elftal samen, neemt tactische en strategische beslissingen en moet de spelers weten te verbinden. Vervolgens moet het spel in het veld gemaakt worden. Het is daarbij ontzettend belangrijk dat de overheid de rollen en de spelers, en vooral ook hun mogelijkheden en beperkingen, goed kent.
Ongelooflijke ontwikkeling
In de huidige praktijk zie ik een overheid die lerend is. Dat is niet per se negatief. Als je kijkt naar de georganiseerde drugscriminaliteit, dan heeft die het afgelopen decennium een ongelooflijke ontwikkeling doorgemaakt; dan gaat het vooral om de geldstromen die ermee gemoeid zijn. Mensen die in de cannabis geld verdiend hebben produceren nu chrystal meth en zijn met allerlei andere dingen bezig die niet deugen. Ze gaan met enorme bedragen de vastgoedwereld in, bijvoorbeeld.
Die ontwikkelingen zijn het afgelopen decennium enorm snel gegaan, maar de discussie komt nu pas in het publieke domein op gang. In de veiligheidswereld gaat het vaak over High Impact Crime, met een grote impact op de burger. Maar hier gaat het om Hidden Impact Crime, die voor de doorsnee burger onzichtbaar is.”
Zolang Financieel Economische Criminaliteit zich in die verborgen zone afspeelt zal het noch in de publieke opinie, noch in de politiek tot grote ophef leiden, aldus Hans Boutellier. Gezien de enorme impact op het systeem moet dat veranderen, vindt hij. De moraliteit moet veel meer onderdeel van het debat worden: “Er is sprake van morele ambiguïteit. De overheid is niet de partij die criminele handelingen pleegt, maar wel de partij die ze mogelijk maakt. Nederland is een geweldig land voor bepaalde vormen van criminaliteit. We hebben een financiële infrastructuur die het makkelijk maakt om crimineel geld door te sluizen en het Rijk is facilitator van allerlei aanbestedingsprocessen waar die criminele geldstromen ook een rol spelen.
Die ambiguïteit zie je ook bij de aanpak van drugscriminaliteit. Neem het bekende voorbeeld van de coffeeshops die wel mogen verkopen maar niet mogen inkopen. De meerderheid van de Nederlanders interesseert het niet, mede omdat het zo onduidelijk is. Die jongens die als runner werken beschouwen het als hun gewone werk. Ze voelen geen scrupules omdat die er ook maatschappelijk nauwelijks zijn. Je ziet het ook in de handhaving: Waarom zou ik achter drugscriminelen aan gaan rennen als de burgemeester werkt aan legalisering?
Zolang die onduidelijkheid bestaat is het morele kompas op ieder niveau weg en handelt iedereen naar eigen gewin, of het nu gaat om die drugsrunner of om de financiële instelling.
Duidelijkheid krijgen
Wat er concreet moet gebeuren? Ik ben voor een maatschappelijk gesprek over drugs. Er moet een beter beeld ontstaan over wat nu wenselijk is en wat niet. Je kunt dan ook toewerken naar een gedifferentieerd beleid voor de regulering van drugs. Het gaat vooral om meer duidelijkheid krijgen. Vaak eindigt een discussie in de constatering dat het allemaal heel complex is, maar de vraag moet juist zijn: hoe kunnen we die complexiteit reduceren.
Ik ben nu met één gemeente in gesprek om zo’n debat te organiseren. Het idee is om te kijken naar de discrepantie tussen de wetgeving en de naleving. We willen over die gap heen komen door een aantal bijeenkomsten te organiseren met betrokkenen, van politie en OM tot coffeeshophouders en organisatoren van Dance Festivals. Doel is dat iedereen zijn verhaal eens doet zonder direct op elkaar te reageren, en zo in kaart te brengen wat zich vanuit ieders perspectief aan problemen ontwikkelt en een gezamenlijk beeld te ontwikkelen van wat er speelt en op wat voor manier we er anders naar kunnen gaan kijken. Dat biedt hopelijk een basis om met meer begrip voor elkaars posities te werken aan de regulering van de volstrekt uit de hand gelopen drugseconomie.”