top of page

Chris van Dam: “Geef de particuliere wereld meer mogelijkheden voor fraudebestrijding”

Bijgewerkt op: 1 nov. 2021


Chris van Dam zal samen met Adriaan van Dorp en Jeroen Poelert deelnemen aan de openingssessie van de Week van de Fraudeonderzoeker op 31 mei. Wat zijn volgens hem de voornaamste aandachtspunten bij de bestrijding van Financieel Economische Criminaliteit? Stel een nationaal coördinator fraudebestrijding aan, adviseert Van Dam, en zorg dat de private wereld zich beter tegen fraude kan beschermen.


“De publiek-private samenwerking op het gebied van fraudebestrijding is tot nu toe heel veel bezongen, maar wat mij betreft zijn we inmiddels de tijd voorbij dat we het bij woorden laten”, zo trapt Van Dam een gesprek over de waarde van samen optrekken rondom FEC af: “Ik vind dat we met name moeten kijken hoe we op een frisse manier de mogelijkheden kunnen uitbreiden voor de particuliere wereld, van de grootbank tot de autoverhuurder op de hoek. Zij moeten meer mogelijkheden krijgen om te voorkomen dat ze slachtoffer worden van fraude.”


Van Dam ziet de effecten van de torenhoge boetes die opgelegd zijn aan banken. Hij stelt: “Op dit moment is het te veel eenrichtingsverkeer. En het is ook nog een trechtermodel. De private wereld moet heel veel organiseren, bijvoorbeeld als het om de anti-witwas aanpak gaat. Terecht, want de belangen zijn groot. Maar het lijkt een mechanisch proces te worden – niet risico-gestuurd, maar lijsten afvinken – waarbij de overheid nauwelijks iets doet met de signalen die uit de private wereld komen. Dat is niet alleen heel erg jammer van alle inspanning, het motiveert de private wereld ook niet om hier een opbrengst in te zien. De overheid wil van alles, eist van partijen dat ze aangifte doen van ongebruikelijke transacties, maar de particuliere wereld zelf heeft bijvoorbeeld maar zeer beperkte mogelijkheden om zich tegen fraude te beschermen. Wat kan een notaris of een makelaar doen om gegevens van een cliënt te controleren? Uit de praktijk hoor ik vaak dat ze niet veel verder komen dan wat Googlen naar informatie.”


Cross-sectoraal gegevens uitwisselen

Als voorbeeld hoe het anders kan noemt Van Dam het CIFAS in het Verenigd Koninkrijk: “Dat is een grote organisatie waar informatie gedeeld mag worden door particuliere organisaties. Onder de Serious Crime Act mogen organisaties strafrechtelijke informatie delen. Als iemand met een ogenschijnlijk vals paspoort komt kun je die gegevens cross-sectoraal uitwisselen. Het opbouwen van zo’n database versterkt ook de coöperatieve gedachte dat ondernemers elkaar helpen om tot een schoon klantenbestand te komen. Uiteraard zijn er ook grote risico’s aan het maken van zo’n database, bijvoorbeeld dat er een zwarte lijst ontstaat. Je moet het daarom ongelooflijk goed reglementeren. Maar als we het particuliere veld niet ook zelf middelen – én bevoegdheden – in handen geven om zich te weren tegen financieel-economische criminaliteit, als de witwas-meldingen uiteindelijk ook niet méér renderen in de particuliere wereld, dan kun je niet spreken van echte samenwerking. Terwijl daar juist de winst ligt.”


Van Dam waarschuwt ook voor negatieve kanten. “Als je niet een aantal regels afspreekt, dan laat je het in zekere zin ook aan het vrije veld over. Ik heb me als Kamerlid hard gemaakt voor het reglementeren van burger-opsporing (ik noem het inmiddels liever burger-onderzoek) want als je dat niet doet schiet het alle kanten op. De meest duistere kant van dat fenomeen zijn bijvoorbeeld de pedojagers. Maar het leidt ook tot mensen die op hun eigen manier onderzoek gaan doen, zoals we zien bij Belllingcat. Bij hen is transparantie het enige criterium, maar bij opsporing gaan we ook uit van andere criteria, zoals proportionaliteit en subsidiariteit."


Van Dam nam onlangs afscheid als parlementariër nadat hij van 2017 tot 2021 voor het CDA in de Tweede Kamer zat. Wat adviseert hij de Haagse politiek? Welke concrete initiatieven zou de overheid – naast een ‘Nederlands CIFAS’ - nog meer kunnen ondernemen? Over het idee van een fraudeautoriteit waarvoor toenmalig SP-Kamerlid Sharon Gersthuizen een initiatief wetsvoorstel indiende bestond destijds aarzeling, vertelt hij: “Men was bang dat dat ertoe zou leiden dat anderen achterover zouden gaan leunen. Ik ben zelf wel zover dat ik me er veel bij kan voorstellen, maar ik zie dan meer in de vorm van een nationaal coördinator fraudebestrijding, zoals we ook een nationaal coördinator terrorismebestrijding hebben.”


Evenwicht tussen privacy en veiligheid

Ook zal de politiek op zoek moeten naar een goed evenwicht tussen aandacht voor de privacy en aandacht voor het belang van fraudebestrijding, vindt Van Dam: “Een partij als D66 zet privacy zodanig als absolute waarde neer dat je geen enkel voorstel kunt doen over, bijvoorbeeld, dat idee om de particuliere wereld meer bevoegdheden te geven. Geen verstandig mens zegt dat we die aandacht voor de privacy moeten verwaarlozen en ik ben er totaal niet van om in een soort keuze terecht te komen: óf privacy óf veiligheid. Onzin: het is allebei. Maar we moeten het veiligheidsaspect is die discussie wel belangrijker gaan maken. Als ik nu de AIVD en MIVD hoor kreunen dat ze serieuze problemen in de uitvoering hebben, dan zijn we gewoon te ver doorgeschoten.”


Verbeterpunten zijn er dus in ruime mate. Wat kan in het hele debat over fraudebestrijding de waarde zijn van de Week van de Fraudeonderzoeker? Wanneer is die Week geslaagd? Van Dam: “De week is geslaagd als de mensen die eraan deelnemen zich realiseren dat ze een vak uitoefenen met een enorme morele component. En die component zit erin dat je op een fatsoenlijke, rechtstatelijke, eerlijke manier onderzoek doet. Het gaat dan om begrippen als transparantie en proportionaliteit. Ik zeg wel eens: Je kunt bij fraudeonderzoek de binnenbocht schaatsen omdat je wilt dat dingen snel afgehandeld worden, maar je kunt ook de rechtstatelijke buitenbocht schaatsen. Ik pleit voor dat laatste, want het is belangrijk dat fraudeonderzoekers uitstralen dat hun werk netjes en zorgvuldig gedaan wordt. Zonder dat besef zal er nooit werkelijk sprake kunnen zijn van publiek-private samenwerking op dit terrein.”


bottom of page